donderdag 5 december 2013

Once - Phoenix Theatre


'Once' is een musical gebaseerd op de gelijknamige film van John Carney uit 2006 met een nieuw script geschreven door Enda Walsh. De Broadway versie kreeg in 2012 maar liefst elf Tony nominaties waarvan er uiteindelijk acht werden gewonnen waaronder die voor 'Best Musical', 'Best Actor' en 'Best Book' en met een Oscar winnend lied 'Falling Slowly' verwacht je heel wat. Na alle enthousiaste verhalen en mooie recensies toch maar geboekt voor de matinee op donderdag waarbij ook de beste plaatsen in de stalls maar £ 37,50 kosten.

Het verhaal is simpel en gaat over een niet nader genoemde jongen uit Dublin (Guy) die leeft voor zijn muziek en stofzuigers repareert in de winkel van zijn vader en over een Tsjechische vrouw en alleenstaande moeder (Girl) die elkaar ontmoeten op het moment dat hij de muziek wil opgeven omdat die hem teveel doet denken aan zijn ex-vriendin die nu in New York woont. Zij heeft toevalligerwijs een kapotte stofzuiger en biedt aan om piano voor Guy te spelen als hij die voor haar repareert. Ze weet hem uiteindelijk te overtuigen om door te gaan met schrijven van liedjes en terwijl zijn muzikale carrière steeds vastere vormen begint aan te nemen, groeit ook de liefde tussen de twee muzikanten. Maar de liefde tussen de twee sluimert en blijft lange tijd onuitgesproken. Juist op het moment dat hij daaraan wel wil toegeven komt zij met het verhaal dat de vader van haar dochter Ivanka heeft gebeld en wil proberen zich met zijn gezin te verzoenen. Guy krijgt van zijn vader genoeg geld om naar New York te vertrekken en zich daar te settelen. En even toevallig en vanzelfsprekend als waarmee hun verhaal begon komt er ook weer een einde aan.

De set is simpel en statisch maar prachtig ontworpen door Bob Crowley en verbeeldt een Ierse pub met verweerde spiegels rondom. Voor aanvang is het al mogelijk om op het toneel een drankje te nemen en terwijl het podium zich langzaam vult met de castleden die alvast wat muziek spelen dooft langzaam het zaallicht gaat een en ander geruisloos over in de uiteindelijke musical. 

Hoewel musical is misschien niet het juiste woord. 'Once' is meer een kruising tussen een toneelstuk en een concert waarbij de castleden bijna allemaal voortdurend op het toneel zijn en hun eigen instrumenten bespelen. De muziek geschreven door Glen Hansard en Markéta Irglová is een soort mix van Ierse folk en Oost-Europese volksmuziek is bij vlagen prachtig maar nog vaker weinig opmerkelijk en onopvallend en van het dertien-in-een-dozijn type waar we in de hedendaagse singer-songwriter cultuur al te vaak mee worden gebombardeerd. Muzikaal hoogtepunt wat mij betreft is 'Gold' (geschreven door Fergus O'Farrell) en dan vooral de prachtig gezongen a-capella versie in de tweede akte.

Grote ster van de voorstelling was voor mij Zrinka Cvitešić die als 'Girl' met veel humor en een intense maar natuurlijke aanwezigheid haar rol creëerde. Deze middag was David Hunter op als 'Guy', die de meesten misschien kennen als kandidaat in 'Superstar' en was ook fantastisch in zijn zang en de stoere onhandigheid die zijn rol kenmerkt. Een mooie rol ook voor Michael O'Connor als de vader van Guy maar voor de rest is 'Once' voornamelijk een ensemblestuk waarbij geen individuele performers kunnen stralen.

Al met al is 'Once' een genoeglijke middag in het theater. Het is een sympathieke en goed gemaakte voorstelling over liefde en vriendschap al zit er wel erg weinig drama in. En dan bedoel ik geen ingewikkelde wendingen in het verhaal, maar wat meer emotie en heftigheid. Als je het idee hebt dat je de liefde uit je leven gevonden hebt maar ook weer moet gaan verliezen komen er heel wat intenser emoties bij kijken dan ik hier heb gezien. 

'Once' is zeker een aanrader als je eens wat anders dan de standaard musical wil zien, al zal het voor mij zeker bij één bezoek blijven. 


Deze voorstelling zag ik 's middags op donderdag 5 december 2013.

woensdag 4 december 2013

Charlie And The Chocolate Factory - Theatre Royal Drury Lane



Naast 'Matilda' van de RSC is er sinds deze zomer een nieuwe grote productie op Londen’s West End te vinden die gebaseerd is op het werk van Roald Dahl. 'Charlie And The Chocolate Factory' geschreven door Dahl in 1964 is een produktie van Neal Street Productions, de firma van Sam Mendes die ook tekent voor de regie, en de theaterdivisie van Warner Bros. En waar 'Matilda' nog een nog vrij intieme, klein vertelde voorstelling is, trekt men voor 'Charlie' alle registers open in een theatraal extravaganza. Deze megaproductie met geraamde productiekosten van £ 10 miljoen, ziet er in alle aspecten fantastisch uit. De recensies voor 'Charlie' waren wisselend en nogal gematigd maar ik heb werkelijk een geweldige avond gehad. 

Charlie Bucket woont samen met zijn ouders en beide grootouders in een klein vervallen huisje vlakbij de grote chocoladefabriek van Willy Wonka. Opa Joe vertelt vaak verhalen aan Charlie over de sinds enige jaren gesloten fabriek en zijn mysterieuze eigenaar. Dan komt het grote nieuws dat de fabriek wordt heropend en dat er vijf gouden tickets zijn verstopt in de Wonka-repen die aan vijf kinderen toegang geeft tot de geheimen van de fabriek en de garantie op een levenslange voorraad aan chocolade. Omdat Charlie alleen een Wonka-reep krijgt op zijn verjaardag en dat nog even duurt, lijkt zijn kans om de fabriek ooit te kunnen bezoeken uitgesloten. 

Maar Charlie droomt er wel van en schrijft een brief aan Wonka. Intussen wordt het ene na het andere gouden ticket gevonden door een viertal nogal eigenzinnige en eigenwijze kinderen. De gulzige dikkerd Augustus Gloop, de intens verwende Veruca Salt, Violet Beauregarde een recorddragende kauwgom kauwster en Mike Teavee die een ongezonde obsessie heeft voor geweld en TV. 

Door toeval komt Charlie uiteindelijk toch in het bezit van een gouden ticket en mag met opa Joe naar de fabriek waar ze een ongelooflijke rondleiding krijgen. Helaas valt tijdens de rondleiding het ene na het andere kind nogal gruwelijk ten prooi aan hun eigen obsessies en blijft Charlie als enige over en wordt tot zijn grote verbazing door Wonka benoemd als zijn opvolger omdat hij de enige is die de test glansrijk heeft doorstaan.

De muziek en teksten voor Charlie zijn nieuw geschreven door Marc Shaiman en Scott Wittman die samen al meer musicals hebben gemaakt waaronder 'Hairspray' en 'Catch Me I You Can'. Hoewel de muziek soms meer voelt als een soundtrack dan een coherente score valt er toch veel van de muziek te genieten zoals in 'A Letter From Charlie Bucket' of het ontroerende 'If Your Mother Were Here' en in heerlijke ensemblenummers als 'The Amazing Fantastical History Of Willy Wonka' en 'Don’t Ya Pinch Me, Charlie'. 

De kinderen hebben ook hun eigen muziekstijlen in de introducties, zoals een jodelnummer voor Augustus met 'More Of Him To Love' en een technonummer voor Mike met 'It’s Teavee Time!',   Het is wel jammer voor de componisten dat een van de weinige kippenvel momenten in de muziek wordt gevormd door 'Pure Imagination'. Een nummer dat oorspronkelijk uit de film 'Willy Wonka And The Chocolate Factory' uit 1971 komt en is geschreven door Leslie Bricusse en Anthony Newley.

De voorstelling opent met een ingenieuze, zij het ietwat lange geïllustreerde animatie over het ontstaan van chocola, die is gemaakt door Quentin Blake, de vaste illustrator van Dahl’s boeken. De musical, script geschreven door David Greig is helder neergezet waarbij de eerste acte zich afspeelt in en rondom het huis van Charlie en zijn familie en kent de aanloop naar het vinden van de vijf gouden tickets. De tweede acte begint op grappige wijze met Wonka als dirigent en speelt zich helemaal af in de fabriek.



De kostuums en sets van Mark Thompson zijn geweldig mooi en inventief. De soberheid en grauwheid van de sets in de eerste acte wordt kleurrijk onderbroken door meer dan levensgrote tv-schermen waarin de razende reporters Cherry en Jerry de winnaars van de gouden tickets aankondigen. De hyperactieve Oompa Loompa´s zijn erg leuk vormgegeven al dan niet tappend, rolschaatsend of op enorme plateauzolen en de introductie van de figuurtjes wordt  met een luid applaus begroet. 

De ene set is nog indrukwekkender dan de andere en wordt gecombineerd met toneeldoeken en decorstukken in vreemde perspectieven en mooie projecties van Jon Driscoll die het geheel soms een bijna cinematografisch gevoel geven. De voorstelling heeft een enorme vaart maar kent een magisch rustpunt met 'Pure Imagination' in de tweede acte als Charlie en Wonka in een prachtige glazen lift over de eerste rijen van de stalls lijken te zweven. 

Tijdens de voorstelling die ik zag was Douglas Hodge niet aanwezig maar speelde Ross Dawes op een verdienstelijke manier de rol van Wonka in een soort mengeling van onderkoelde humor en sinisterheid. En lijkt meer op de versie die Gene Wilder in de oorspronkelijk filmversie neerzette dan de nogal freaky Wonka van Johnny Depp in de Burton remake uit 2005. Hij is een bijna duistere aanwezigheid want Willy Wonka is allesbehalve een echte kindervriend. De kinderen (Alexzander Griffiths als Augustus, Matilda Belton als Veruca, Mya Olaye als Violet en Luca Toomey als Mike) waren stuk voor stuk erg goed maar het was Keir Edkins-O’Brien die als een vertederende Charlie Bucket de show stal. 

Een prachtige rol ook voor Nigel Planer als Grandpa Joe die de als een van de weinige volwassenen de kans krijgt om echt te stralen. Het aandeel van overige volwassen rollen is toch vrij klein maar vormen wel een belangrijke schakel in het geheel.

Natuurlijk is het escapisme in de meest pure zin van het woord maar ik heb het allemaal in kinderlijke verwondering over me heen laten komen en zeer genoten. 

Deze voorstelling zag ik 's avonds op woensdag 4 december 2013.

© foto's Johan Persson en Helen Maybanks

From Here To Eternity - Shaftesbury Theatre


Oktober zag de première van een nieuwe grootschalige musical in het door vele floppen geplaagde Shaftesbury Theatre, een musicalversie van 'From Here To Eternity'. Gebaseerd op de roman uit 1951 van James Jones maar het verhaal is wellicht bekender door de Oscarwinnende film uit 1953 met Deborah Kerr en Burt Lancaster. Het script voor de theaterversie is geschreven door Bill Oakes en de muziek komt van de onbekende componist Stuart Bryson. De legendarische Sir Tim Rice is naast de schrijver van de teksten tevens één van de producenten.

Kosten noch moeite zijn gespaard om deze nieuwe musical tot een groot succes te maken en ondanks de veelal lovende recensies heeft het publiek de weg naar 'From Here To Eternity' niet weten te vinden. Inmiddels is bekend dat op 12 april 2014 de laatste voorstelling in het Shaftesbury zal plaatsvinden, al heeft Rice eerder laten doorschemeren dat er wellicht een transfer komt naar een ander theater.

'From Here To Eternity' speelt zich af op Hawaiiaanse eiland Oahu ten tijde van de aanval op Pearl Harbour in 1941 en concentreert zich op het leven aldaar van de mannen van de G Company die een redelijk onbezorgd bestaan leven. Hoofdpersonen zijn Soldaat Robert E. Lee Prewitt die verliefd wordt op Lorene, een prostituee uit de nabijgelegen bordeel New Congress Club, en zijn Sergeant Milt Warden die een gevaarlijke affaire begint met Karen de vrouw van de corrupte Kapitein Dana Holmes. Als de dreiging van de oorlog steeds dichterbij komt, krijgt het leven van de vier geliefden en de soldaten van de G Company een dramatische wending.

Achteloze bezoekers die verwachten de filmversie uit 1953 op het toneel tot leven te zien komen wellicht bedrogen uit. De musicalversie is gebaseerd op de ongecensureerde versie van de roman van Jones en kent een aantal voor die tijd onconventionele elementen zoals de homoseksuele aspecten en is in andere opzichten vaak hard, confronterend en soms sadistisch.

De score van Stuart Bryson is zeker mooi en consistent. De muziek kent een mix van vele invloeden uit swing, blues en big band, jazz en rock & roll en ademt de sfeer van de jaren '40.

Er zijn veel krachtige ensemblenummers als 'G Company Blues' en 'Thirty Year Man', mooie solo's als 'Another Language' en 'Maybe' en een indrukwekkend liefdesduet in 'Love Me Forever Today' en een écht prachtige emotionele finale in 'The Boys Of '41'. Het probleem met de muziek is hoewel deze zeker te genieten valt niet echt beklijft en ik me op het moment dat ik het theater verliet al bijna geen enkele melodie kon herinneren. 



Het design van Soutra Gilmour is prachtig en verbeeldt een ruïne van een kapotgeschoten theater wellicht na het bombardement. Het achterste gedeelte van het toneel kan kantelen en samen met het lichtontwerp van Bruno Poet en de projecties van Jon Driscoll zorgt het voor indrukwekkende toneelbeelden. De gestileerde choreografie van Javier de Frutos is fantastisch en vindingrijk en kent onverwachte invalshoeken en is werkelijk een genot om naar te kijken.

Grote manco van de voorstelling die geregisseerd is door Tamara Harvey, is dat de grote liefdesverhalen die de kern vormen van het verhaal niet goed uit de verf komen. Er lijkt totaal geen magie lijkt te bestaan tussen de hoofdpersonen en wat hen drijft en beweegt. Ze lijken niet sympathiek waardoor je als bezoeker geen enkele compassie kunt krijgen met de karakters.

Uitzondering is Robert Lonsdale die erg goed is als de koppige en heetgebakerde bokser Prewitt, Rebecca Thornhill als Karen lijkt vooral kil en ongeïnteresseerd. Darius Campbell als Milt heeft een indrukwekkend postuur en dito stem maar weet helaas verder weinig te imponeren. Siubhan Harrison als Lorene speelt haar rol verdienstelijk. Het ligt ook zeker niet aan de capaciteiten van de spelers maar aan het materiaal wat hen geboden wordt.

Bijzondere vermelding verdient Ryan Sampson als soldaat Angelo Maggio een vertederende wijsneus die op een verrassende manier de voorstelling opent in de proloog en een groot aandeel heeft in de dramatische ontwikkelingen die vooral de tweede akte kenmerken.

Zoals gezegd lijken kosten noch moeite gespaard. 'From Here To Eternity' kent een cast van bijna dertig en een groot orkest. Een voorstelling van bijna drie uur die in alle aspecten potentie heeft maar in de optelsom van alle factoren helaas niet is wat de musical niet wat het had kunnen, en gezien de bakken met geld die deze productie ongetwijfeld gekost moet hebben, ook zeker zou moeten zijn. 

Pas aan het eind van de tweede acte komt de voorstelling pas echt op stoom met een zinderende finale in het bombardement op Pearl Harbour en een ontroerend slot. Kippenvel en tranen.

'From Here To Eternity' is zeker een musical om te gaan zien en als de voorstelling een langer leven gegund is, waar ik stiekem wel op hoop, zou ik zeker nog een keer gaan.  

Deze voorstelling zag ik 's middags op woensdag 4 december 2013.

© foto's Johan Persson

dinsdag 3 december 2013

Stephen Ward - Aldwych Theatre



De belangrijkste reden voor deze reis naar Londen was naast 'The Light Princess' toch vooral de nieuwe musical van Andrew Lloyd Weber 'Stephen Ward'. Toen eind juni bekend werd dat op 3 december de eerste preview zou plaatsvinden heb ik direct geboekt. 

Onderwerp voor de nieuwe Lloyd Webber is het Profumo schandaal dat de Britse politiek in 1963 op de grondvesten deed trillen en verschillende levens en carrières verwoesten en dat uiteindelijk leidde tot de zelfdoding van Stephen Ward. De zondebok in het hele verhaal.

In de zomer van 1961 had John Profumo de Minister van Defensie onder het conservatieve bewind van premier Harold MacMillan een korte affaire met de 19-jaar oude Christine Keeler. Hij ontmoette haar voor het eerst op het landgoed Cliveden House van Lord Astor en werd met hem in contact gebracht door Stephen Ward een destijds beroemde osteopaat met wie ze een woonruimte deelde. Ward bewoog zich in de hoogste kringen en had Churchill, Gandhi en Ava Gardner onder zijn clientèle. Hij had echter ook een fascinatie voor de onderkant van de samenleving en was vaak te vinden in het nachtleven van Soho in die tijd.

Christine kende in Soho ook twee duistere figuren, de van oorsprong Jamaicaanse Aloysius 'Lucky' Gordon en Johnny Edgecombe. Tijdens een straatgevecht over Christine verwondt Edgecombe Lucky met een mes. Later om Christine te wraken gaat Edgecombe naar de flat van Ward waar op dat moment Christine en haar vriendin Mandy Rice Davies zijn en vuurt een paar schoten op de flat af. Hij werd gearresteerd en veroordeeld voor poging tot moord.

Stephen Ward ondertussen had contacten met MI5 als een intermediair tussen de veiligheidsdienst en Yevgeny Ivanov een attaché bij de Russische ambassade ten tijde van het hoogtepunt van de Koude Oorlog.

Na de schietpartij op Keeler en Rice-Davies waren verhalen over sex en spionnen aan de orde van de dag in de Britse pers met News Of The World voorop en op dat moment bood ook Christine haar verhaal aan waarbij ze hen deed geloven dat ze zowel de maitresse van Profumo als Ivanov was en dat ze Profumo nucleaire geheimen probeerde te ontfutselen. Dat is uiteindelijk nooit bewezen.

Uiteindelijk gelast de Home Secretary een onderzoek om te kijken welke beschuldigingen men Stephen Ward ten laste kon leggen. Getuigen werden bedreigd en geïntimideerd en Ward werd uiteindelijk in juni 1963 gearresteerd op verdenking van verdiensten aan prostitutie door jonge vrouwen. Hoewel er nooit overtuigend bewijs is geleverd is wordt Stephen Ward de zondebok in het hele verhaal en in de steek gelaten door zijn vrienden ziet hij geen andere uitweg dan zichzelf van het leven te benemen. In augustus 1963 wordt de rechtszaak gesloten waarbij er uiteindelijk geen straf wordt uitgesproken. Stephen Ward eindigt als wassen beeld in de Chamber Of Horrors in Blackpool.



'Stephen Ward' lijkt niet het meest voor de hand liggende onderwerp voor een musical van Andrew Lloyd Webber en dat is het ook niet. Het is een verrassende en onconventionele musical geworden en totaal anders dan we van hem gewend waren. Wat blijft zijn de prachtige melodieën en de muziek die duidelijk herkenbaar zijn stempel dragen. Lloyd Webber werkt voor deze productie opnieuw samen met het team dat ook 'Sunset Boulevard' in het begin van de jaren negentig maakte. Christopher Hampton en Don Black tekenen voor het script en de teksten.

De creatives bestaan uit louter bekende namen die hun sporen in het theatervak al ruimschoots verdien hebben met Richard Eyre als regisseur, Rob Howell die de sets en de kostuums ontwierp, Peter Mumford voor het lichtontwerp, Stephen Mear als choreograaf en Jon Driscoll voor de video- en projectieontwerpen. 

Lloyd Webber is voor het eerst in hele lange tijd ook verantwoordelijk voor de muzikale arrangementen die worden uitgevoerd door een klein orkest van acht personen. Staat Lloyd Webber bekend als iemand die zich met veel aspecten van een productie bezig lijkt te houden hier heeft hij zich schijnbaar alleen geconcentreerd op de muziek en de rest aan anderen overgelaten. 

De eerste preview die ik zag stond al als een huis en 'Stephen Ward' is een intrigerende voorstelling die een goed tijdsbeeld schetst van het Engeland aan het begin van de jaren zestig waarbij de preutsheid van het establishment het verliest van de losbandigheid van het begin van de ‘roaring sixties’ en over de dwalingen van het rechtssysteem waarbij een onschuldige man gedwongen door de omstandigheden uiteindelijk tot wanhoop wordt gedreven. 

Ward is min of meer de verteller van het verhaal en in de eerste scène is hij een wassen beeld dat ineens tot leven komt in de Chamber Of Horrors in Blackpool en de toon voor de voorstelling wordt gezet. Het verhaal voert ons vervolgens terug naar het Londen van 1961 waar hij in Murray’s Club kennis maakt met danseres Christine Keeler. Christine is aanvankelijk terughoudend maar toch geïntrigeerd door Ward en geeft uiteindelijk haar telefoonnummer. 

Ward bezoekt haar in een oud vervallen treinstel in Wraysbury waar ze samen met haar moeder Mrs Huish woont. Ward vraagt toestemming om Christine mee te nemen naar het landgoed Cliveden. Hoewel er misschien wat sluimert blijft hun relatie strikt platonisch ook als Christine in het appartement van Ward trekt. Later maakt Ward ook kennis met Mandy Rice Davies vriendin van Christine die ook in Murray’s Club werkt. Langzaam raakt het verhaal in een stroomversnelling en beginnen de politieke intriges als Christine ook kennis maakt met Profumo en de Russische attaché Ivanov. 

En terwijl Christine en Mandy samen in december 1962 het vooruitzicht van een nieuw jaar vieren waarin ze verwachten dat alles anders gaat worden raken ze betrokken bij een schietpartij. Op het moment dat de pers lucht krijgt van de zaak betekent dat het begin van het einde als langzaam duidelijk wordt welke smerige zaken er zich op het gebied van seks en politiek afspelen.

De tweede acte voelt meer als een toneelstuk dan als musical vooral omdat hier het verhaal zich gaat concentreren op de journalistiek die vaak op slinkse wijze achter de waarheid tracht te komen, op Keeler en Rice-Davies die toch beiden minder onschuldig en trouw blijken te zijn dan ze zich doen voorkomen en de politieke en persoonlijke consequenties die de hele zaak voor Profumo en zijn vrouw Valerie Hobson heeft.

Langzaam sluit het web zich ook om Stephen Ward die op manipulatieve wijze in de hele zaak wordt betrokken en dat uiteindelijk leidt tot zijn arrestatie en het proces. 


Seks en politiek zijn de twee pijlers die 'Stephen Ward' dragen. De expliciete teksten, het functionele bloot en de scène waarin zorgvuldig gechoreografeerd de illusie van een orgie wordt gewekt in 'You’ve Never Had It So Good' is blijkbaar voor sommige bezoekers teveel want tijdens de eerste preview waren wat stoelen na de pauze leeg. 

In de eerste acte zien we veel lieflijke ingetogen nummers zoals 'You’re So Very Clever To Have Found This' en 'This Side Of The Sky'. Of songs die een tijdsbeeld van de jaren zestig schetsen zoals 'Super-Duper Hula-Hooper' gezongen in Murray’s Club, het reggae-achtige 'Black-Hearted Woman' of het optimistische '1963' dat de pauze finale is.

De toon van de muziek in de tweede acte is een stuk zwaarder en meer duister zoals 'Give Us Something Juicy' en de reprise van 'Manipulation'. Prachtig rustpunt is 'I’m Hopeless When It Comes To You' om vervolgens via 'The Arrest' en 'The Trial' af te stevenen op de finale van de musical 'Too Close To The Flame'.

De cast die op het toneel van het Aldwych Theatre staat is feilloos. Alexander Hanson is indrukwekkend als Stephen Ward evenals zijn jonge tegenspelers Charlotte Spencer en Charlotte Blackledge die Christine en Mandy spelen. Joanna Riding is prachtig als Valerie Hobson en het is jammer dat haar aandeel in de voorstelling niet wat groter is, al speelt ze in de eerste acte ook de moeder van Christine. Andere belangrijke rollen zijn voor Anthony Calf als Lord Astor, Daniel Flynn als Profumo en Ian Conningham als Yevgeny Ivanov die overigens in de tweede acte ook opduiken in andere rollen.































Het design van de musical is niet groots maar zeker heel doeltreffend en bestaat uit twee cirkels van toneelhoge gordijnen die onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen. In samenspel met de belichting en de projecties en videobeelden worden de verschillende locaties verbeeld en soms gebruikt om een tijdsbeeld te schetsen of om een overgang te markeren. Maar er zijn ook een aantal fysieke sets die kunnen worden ingeschoven zoals het appartement van Ward aan Wimpole Mews, of het exterieur van Cliveden House.

Het verhaal is prima te volgen zelfs als je niet erg bekend bent met de zaak rondom Profumo. Het is wel jammer dat de figuur Stephen Ward naar wie de musical tenslotte is vernoemd alsnog een mysterie blijft. Het zou mijns inziens interessanter zijn geweest om juist te benadrukken wat hem heeft gedreven. 


'Stephen Ward' is een buitenbeentje in het werk van Lloyd Webber misschien meer een toneelstuk met muziek dan de grote musicals waar het grote publiek hem van kent. Niettemin is het wat mij betreft een absolute aanrader die een mooi tijdsbeeld schetst en een bekend politiek schandaal terug op de kaart zet met Stephen Ward nu eens op de voorgrond. Of het historisch gezien allemaal op waarheid berust zullen we wellicht nooit weten maar wat blijft is een mooie intrigerende avond in het theater.


Deze voorstelling zag ik 's avonds op dinsdag 3 december 2013 en donderdag 5 december 2013.

© foto's Nobby Clarke

maandag 2 december 2013

Emil And The Detectives - Olivier - National Theatre


Voor de nieuwe familievoorstelling koos het National Theatre het bekende verhaal van 'Emil Und Die Detektive' in 1929 geschreven door Erich Kästner. 

Het verhaal is simpel en gaat over Emil Tischbein die in de trein vanuit het provinciestadje waar hij woont op weg naar zijn grootmoeder in Berlijn wordt beroofd van de 140 Mark door een duister figuur met een monocle en een bolhoed. En de zoektocht naar de mysterieuze man in het hectische Berlijn waarbij Emil wordt bijgestaan door zijn door de grote stad en de wol geverfde nieuwe vrienden Pony The Hat, Toots, The Professor en Tuesday. Carl Miller heeft het verhaal bewerkt voor het National Theatre en de voorstelling is geregisseerd door Bijan Sheibani

Bunny Christie die bijvoorbeeld ook 'The Curious Incident Of The Dog In The Night-Time' ontwierp tekent opnieuw voor een echt prachtig design waarbij het Berlijn uit de jaren twintig fantastisch tot leven komt in een bijna geometrisch patroon en vervreemdende perspectieven wat geïnspireerd lijkt te zijn op de expressionistische films van bijvoorbeeld Fritz Lang uit die tijd. 

De decors en videoprojecties zijn in zwart-wit en kennen slechts op spaarzame momenten kleur zoals de set van het huis van Emil en zijn moeder in Neustadt in groene en het treinrijtuig in gele tinten. Gecombineerd met het lichtontwerp van Lucy Carter levert het prachtige toneelbeelden op die een lust voor het oog zijn. Het is alleen jammer dat op één moment na, als Emil in de ondergrondse riolen verdwijnt, geen gebruik wordt gemaakt van de technische mogelijkheden die het draaiende toneel van het Olivier biedt. Er is ook veel muziek van Paul Englishby die de voorstelling ondersteunt maar niet overheerst en die live wordt gespeeld.

Ook het publiek wordt op sommige momenten bij de voorstelling betrokken zoals de achtervolging van Mr Snow door de detectives en bij het slot van de voorstelling als het recht toch uiteindelijk zegeviert. 

Voor de rollen van de kinderhoofdrollen spelen drie verschillende jongens en meisjes. Tijdens de voorstelling die ik zag speelde Ethan Hammer de rol van Emil. Verder staat er een enorme kindercast op het toneel, er zijn drie groepen van 50 kinderen die alterneren om de detectives op het toneel tot leven brengen. Emil’s moeder de weduwe Ida Tischbein wordt heel mooi gespeeld door Naomi Frederick en Stuart McQuarrie speelt de slechterik Mr Snow zoals het een schurkenrol betaamt.

Hoewel 'Emil And The Detectives' niet het niveau haalt van eerdere familievoorstellingen als 'War Horse en ''The Curious Incident Of The Dog In The Night-Time' is het toch een formidabele en hartverwarmende avond in het theater. Wel wat kort helaas, de voorstelling duurt inclusief pauze nog geen twee uur. 

'Emil' is een mooi en spannend verhaal over de liefde van een moeder voor haar kind en andersom, over de onbezorgde en onbezonnen beleving van kinderen tegenover de voortrazende werkelijkheid van volwassenen en zelfs over de dreiging van het opkomende fascisme. 


Deze voorstelling zag ik 's avonds op maandag 2 december 2013

© foto's Marc Brenner

zondag 1 december 2013

The Commitments - Palace Theatre


In het hartje van Londen’s West End in het prachtige Palace Theatre staat sinds september de nieuwe musical 'The Commitments' gebaseerd op de roman van Roddy Doyle uit 1987 en de gelijknamige film uit 1991 van Alan Parker. Ik moet zeggen dat ik niet erg bekend was met zowel het boek als de film maar het verhaal leek me zeker interessant genoeg om deze nieuwe musical te bezoeken. 

Het verhaal speelt zich af in het Dublin van 1986 en gaat over Jimmy een jongen uit een arbeidersgezin die vooral idolaat is van de soul muziek uit de jaren zestig. Hij vat het idee op om samen met een aantal vrienden en amateur muzikanten die ze via een advertentie in het plaatselijke krantje vinden een Ierse soulband op te richten. Na wat aanloopproblemen lijkt het tij te keren als de eerste optredens een succes blijken. De problemen beginnen pas echt als de jonge achtergrondzangeressen stuk voor stuk iets krijgen met de op leeftijd zijnde Joey, één van de bandleden zich inschrijft voor het Eurovisie Songfestival en de saxofonist toch meer interesse blijkt te hebben in jazz.

Om met het positieve te beginnen er zitten redelijk wat leuke grappen en one-liners in en vooral Joe Woolmer als de drummende skinhead Mickah is erg grappig. Op de cast valt eigenlijk weinig aan te merken, vooral Killian Donnelly als leadzanger Deco is fantastisch en energiek. Denis Grindel als Jimmy lijkt vooral nog te onervaren om een hoofdrol te dragen. Natalie Hope, Sarah O´Connor en Jessica Cervi als de achtergrondzangeressen Natalie, Imelda en Bernie zingen fantastisch maar vooral hard.

Goed beschouwd is 'The Commitments' niet meer dan een jukebox musical en dan niet eens van het beste soort. Er komt een lading herkenbare soulnummers langs van 'I Heard It Through The Grapevine' tot 'You Keep Me Hangin' On' en van 'Think' tot 'Try A Little Tenderness'. En die songs worden door de cast uitstekend vertolkt. 

Maar regisseur Jamie Lloyd en scriptschrijver Roddy Doyle slagen er op geen enkel moment in om als publiek ook maar enige binding met de karakters op het toneel te krijgen. Het blijft allemaal erg vlak en één-dimensionaal. Spel-scènes volgen elkaar veel te snel op om maar plaats te maken voor weer een nieuwe soulklassieker. Om vervolgens in een sneltreinvaart af te stevenen op de finale waarbij de vierde wand plotseling wordt doorbroken en Killian Donnelly ineens uitroept 'Hello London!' en het publiek uit de stoelen dwingt om toch vooral mee te doen aan alle opgelegde vrolijkheid. 

Het setdesign van Soutra Gilmour is fantastisch waarbij de volledige hoogte van het toneel van het Palace wordt benut en de troosteloosheid van een betonnen arbeiderswijk in Dublin in de jaren tachtig treffend wordt uitgebeeld. Het lichtdesign van Jon Clark mag er ook zijn vooral de wand met opflakkerende spotlights die de toneelopening aan het begin van de voorstelling nog afsluiten is een mooie vondst. 

Er valt zeker wat te genieten bij 'The Commitments' maar dan vooral door de fantastische hoofdrol van Donnelly en een energieke uitvoering. Maar ik ben vooral benieuwd wat voor musical er had gestaan als het script zich wat meer had geconcentreerd op de karakters en hun onderlinge verhoudingen en wat minder op de muziek. Hoe het was om in de jaren tachtig in Dublin te leven en hoe een jongen die troosteloosheid probeert te ontvluchten en zijn droom volgt. 'The Commitments' had op papier zeker mogelijkheden en het is erg jammer dat die niet zijn benut.

Deze voorstelling zag ik 's avonds op zondag 1 december 2013

zaterdag 30 november 2013

Candide - Menier Chocolate Factory

De productie die rond deze feestdagen in de Chocolate Factory is te zien is Bernstein’s interpretatie van Voltaire’s filosofische satire ‘Candide’ uit 1956 en is in alle opzichten meer een flamboyante operette dan een musical. En hoewel de voorstelling in een soort van wervelwind voorbij trekt en van terughoudendheid in geen enkel opzicht sprake is, het verhaal in alle aspecten bizar is en het publiek in een soort van extatische verwondering achterlaat, is het een fantastische avond in het theater.
Het verhaal is ingewikkeld en sinds de eerste productie hebben al velen zich aan de structuur en teksten van het stuk gewaagd. Het originele script is van Lillian Hellman, later bewerkt door Hugh Wheeler en naast de oorspronkelijke teksten van Richard Wilbur hebben ook anderen daaraan bijgedragen waaronder Stephen Sondheim en Leonard Bernstein zelf. De versie van ‘Candide’ die nu in de Chocolate Factory te zien is is gebaseerd op de versie van de Scottish Opera uit 1988 en bewerkt door regisseur Matthew White.
Het verhaal opent in Westfalen, Duitsland waarbij de jonge man Candide verliefd is op de mooie Cunegonde en wiens broer Maximilian een oogje heeft op de meid Paquette. De vier jongelingen genieten onbezorgd van het leven en al het moois dat het hen biedt voornamelijk doordat ze op een filosofische wijze onderwezen worden door hun leermeester Pangloss.
De baron en vader van Maximilian en Cundegonde vindt de bastaard Candide echter geen partij voor zijn dochter en hij wordt uit het slot verdreven. Wat volgt is een avontuurlijke reis van de enthousiaste en onbezonnen Candide door de wereld en via verschillende continenten keert hij uiteindelijk terug naar Europa en belandt in Venetië. Hier wordt hij herenigd met zijn Cundegonde en als volwassen geworden man komt hij realistisch tot de conclusie dat het leven goed noch kwaad is maar er is om geleefd te worden en om er samen het beste van te maken. Het verhaal is op momenten uitermate verwarrend en enigszins bizar ook omdat personages plotseling uit de dood schijnen te herrijzen en veel van de acteurs diverse rollen spelen.
Voltaire’s origineel zal ongetwijfeld een diepe betekenis kennen maar gelukkigerwijs wordt deze versie van ‘Candide’ met veel humor gebracht. Het verhaal is vooral onderhoudend maar als Candide met zijn Cundegonde herenigd wordt en de voltallige cast de majestueuze finale ‘Make Our Garden Grow’ prachtig zingt ben ik oprecht ontroerd.
Fra Fee is een geweldige Candide maar nog meer indruk wat mij betreft maakt Scarlett Strallen als Cunegonde die met haar versie van ‘Glitter And Be Gay’ de show bijna letterlijk stopt. Geweldig! James Dreyfus zet een fabuleuze Pangloss neer en ook Cassidy Janson als Paquette en David Thaxton als Maximilian weten met gemak te overtuigen.
Het hart van het stuk is de geweldige score van Bernstein die louter uit lyrische hoogtepunten bestaat als ‘The Best Of All Possible Worlds’, ‘Oh Happy We’ en meer ingetogen nummers als ‘It Must Be So’ en ‘Ballad Of Eldorado’. De muziek wordt prachtig uitgevoerd door een negenkoppig ensemble met orkestraties van Jason Carr.
Voor deze ‘Candide’ is het auditorium van de Chocolate Factory door ontwerper Paul Farnsworth omgetoverd tot een soort van dorpsplein waarbij het publiek rondom gezeten kan genieten van de cast die niet alleen op de vloer zelf speelt maar tevens op diverse niveaus daarboven. Het lijkt wel alsof een carnavalesk vaudeville gezelschap even intrek heeft genomen in de Chocolate Factory al is het op momenten wel heel rommelig en gebeurt er van alles tegelijk. Wees ook niet verbaasd als je als achteloze bezoeker soms in het verhaal en de actie wordt betrokken.
Ik zag een van de laatste previews en zat bijna naast de artistiek leider van de Chocolate Factory David Babani die zich ook kostelijk scheen te amuseren. Of deze versie van ‘Candide’ ook de overstap maakt naar West End zoals bij veel van hun producties gebruikelijk is waag ik te betwijfelen. Maar dat ligt dan zeker niet aan de fantastische en enthousiaste manier waarop de cast deze ‘Candide’ voor het voetlicht bracht.
Deze voorstelling zag ik 's avonds op zaterdag 30 november 2013
© foto Nobby Clarke

The Scottsboro Boys - Young Vic


‘The Scottsboro Boys’ is de laatste musical die John Kander en Fred Ebb samen maakten. Werk aan de musical begon al in 2002 samen met Susan Stroman (choreograaf en regisseur)  David Tampon (script) maar werd na de dood van Ebb in 2004 onderbroken om pas in 2008 te worden voltooid. Na producties Off-Broadway en in Minneapolis ging de musical in oktober 2010 op Broadway in première. Helaas viel het doek al na 29 previews en 49 reguliere voorstellingen. In 2011 kreeg ‘The Scottsboro Boys’ 12 nominaties voor de Tony Awards maar wist deze door de sterke concurrentie van ‘The Book Of Mormon’ niet te verzilveren.
In 2013 is het de beurt aan een voorstellingenreeks in de Young Vic in Londen waarbij de originele creatives betrokken zijn en ook een aantal castleden hun rollen hernemen. Nog voor de première werd de reeks al verlengd en na de laaiend enthousiaste recensies is de voorstelling inmiddels uitverkocht.

‘The Scottsboro Boys’ is gebaseerd op een geruchtmakend proces in de vorige eeuw waarbij in 1931 negen jonge Afro-Amerikaanse mannen variërend in de leeftijd van dertien tot negentien jaar van een trein in Scottsboro Alabama werden gehaald en valselijk werden beschuldigd van de verkrachting van twee jonge blanke vrouwen. Ondanks het feit dat één van de vrouwen later haar verklaring introk werden de jongens tot de doodstraf veroordeeld en jaren van processen volgden waarbij ze werden bijgestaan door Samuel Leibowitz een Joodse advocaat uit New York. 

De boodschap die ‘The Scottsboro Boys’ brengen is allesbehalve vrolijk en de ironie wil dat de musical in de vorm is gegoten van een ‘minstrel show’ een populaire vorm van vermaak in het Amerika van de 19e eeuw waarbij voornamelijk blanke artiesten met een zwart geschminkt gezicht het publiek onderhielden.

De verteller van het stuk The Interlocutor is de enige blanke acteur in de cast. Een mooie rol van Julian Glover die het geheel met een ironische glimlach beziet maar waarbij haat onderhuids sluimert. De rest van de rollen worden gespeeld door de zwarte cast waarbij zij ook die van de blanken en vrouwen voor hun rekening nemen.
Colman Domingo en Forrest McClendon zijn fantastisch in hun rollen als Mr Bones en Mr Tambo. En vooral Kyle Scatliffe maakt indruk als Haywood Patterson één van de beschuldigden.
De muziek en de wijze van vertellen ademt op sommige momenten de sfeer van Kander en Ebb’s hitshows als ‘Chicago’ of ‘Cabaret’ maar is nog meer een eigenzinnige mix van allerlei muziekstijlen waarbij blues en soul, ragtime en jazz worden afgewisseld met music hall muziek. Kander en Ebb’s unieke stijl is te horen in energieke ensemblestukken als ‘Shout!’ en ‘The Scottsboro Boys’, prachtig ontroerende ballads als ‘Go Back Home’ en melancholieke songs als ‘Southern Days’.
Het design van Beowulf Boritt is simpel en bestaat niet meer dan uit een houten vloer met een drietal bogen die een theater verbeelden maar door het ingenieuze gebruik van stoelen en een aantal planken worden alle locaties uit het stuk verbeeld, of het nu een trein is of een isoleercel in de gevangenis.
‘The Scottsboro Boys’ is een voorstelling met een harde waarheid over racisme en als een soort van wolf in schaapskleren verpakt in een onderhoudende en energieke musical. De zwijgende vrouw die de voorstelling opent die ook wellicht de moeder, geliefde of zus van één van ‘The Scottsboro Boys’ is slaat aan het eind van de voorstelling in haar enige spreekscène een brug naar het Amerika van de jaren ‘50 en naar onze tijd.
Het verhaal grijpt je bij de keel en moet je machteloos concluderen dat er in de ruim honderd jaar na ‘The Scottsboro Boys’ maar bitter weinig veranderd is. Ik heb zelden een publiek zo stil en onder de indruk een zaal zien verlaten als bij deze musical.
Deze voorstelling zag ik 's middags op zaterdag 30 november 2013
© foto Richard Hubert Smith

vrijdag 29 november 2013

The Light Princess - Lyttelton - National Theatre



Onder de vlag van Nicholas Hytner als artistiek leider van het National Theatre zijn er al een aantal eigenzinnige musicals opgevoerd zoals ‘Jerry Springer The Opera’ in 2003 en recent nog ‘London Road’. Na jaren voorbereiding en herhaald uitstel, oorspronkelijk was het de bedoeling dat de musical al in 2011 te zien zou zijn, is het nu de beurt aan Tori Amos en haar musical ‘The Light Princess’ onder regie van Marianne Elliott die eerder verantwoordelijk was voor grote successen als ‘War Horse’ en ‘The Curious Incident Of The Dog In The Night-Time’.
Gebaseerd op het Victoriaans sprookjesverhaal van George MacDonald geven Tori Amos die de muziek en teksten schreef en Samuel Adamson verantwoordelijk voor het libretto en de teksten hun hele eigen draai aan het verhaal. Over prinses Althea uit het goudgekleurde land van Lagobel die na de dood van haar moeder probeert haar te volgen naar de hemel en in haar onvermogen om een traan te laten zowel in letterlijk als in emotioneel opzicht gewichtsloos wordt. Haar vader King Darius sluit haar als 6-jarige op in de paleistoren met haar vriendinnetje het weesje Piper. Darius richt daarna zijn aandacht op zoon Alexander en vergeet zijn dochter tien jaar lang. Totdat de prins wordt vermoord en Althea ineens de beoogde troonopvolger is. En over prins Digby van het nabijgelegen blauwgekleurde Sealand die na de dood van zijn moeder wel huilt maar zo zwaarmoedig raakt dat hij nooit meer lacht. Hij wordt samen met zijn jongere broer Llewelyn als in een militair regime opgevoed door hun tirannieke vader King Ignacio met Zephyrus, de valk van zijn overleden moeder als enige vriend voor Digby. En over het toeval dat hen samenbrengt als King Ignacio de oorlog verklaart aan Lagobel en Digby opdraagt om Althea te doden. Over hun liefde voor elkaar die voor hen beiden hun eigen lot en dat van hun land doet omkeren.
Aan de prachtige score voor ‘The Light Princess’ is overduidelijk de handtekening van Tori Amos te herkennen. De muziek is eigenzinnig, draalt en beschouwt en bouwt niet op hele duidelijke melodielijnen. Een orkest van elf voert de muziek uit met piano, strijkers en blaasinstrumenten maar zonder koper en dat zorgt ook voor een klankkleur die deze musical zo typisch kenmerkt alsof ook de muziek licht is en zweeft, bijna transparant is. Naast John Philip Shenale die de orkestraties maakt is Tori Amos met Martin Lowe ook verantwoordelijk voor de additionele orkestraties en de vocale arrangementen.
De score kent prachtige nummers. Prachtige solo’s voor Althea als ‘My Fairy Story’, ‘Queen Of The Lake’ en ‘Better Than Good’, duetten als ‘Althea’ en ‘Tears’ en indrukwekkende ensemblestukken als ‘My Own Land’, ‘Sealand Supremacy’ en de glorieuze finale ‘Coronation’.
Stralend middelpunt in de cast is Rosalie Craig als Althea die in haar voorkomen een opvallende gelijkenis vertoont met Amos. Craig slaagt erin om van Althea een sympathiek maar ook eigenzinnig en lichtvoetig personage te maken. Amy Booth-Steel is indrukwekkend als Piper de vriendin van Althea die samen met Kane Olivier Parry als Llewelyn tevens fungeren als vertellers van het verhaal aan het begin en het slot van de voorstelling. Clive Rowe als Althea’s vader Darius maakt indruk in een prachtige solo in de tweede acte ‘My Little Girl’s Smile’. Hal Fowler imponeert als King Ignacio en het is jammer dat zijn aandeel in de voorstelling niet wat groter is. Digby wordt zeer verdienstelijk vertolkt door Nick Hendrix maar hij heeft helaas minder sterk materiaal om uit te kunnen blinken en mag in het begin van de tweede akte voornamelijk mooi zijn in ontbloot bovenlijf. De nadruk lijkt te liggen op de vrouwelijke spelers onder wie ook Laura Pitt-Pulford als Falconer en Malinda Parris als Serjeant-at-Arms zeker vermelding verdienen.
Naast het verhaal van Althea en Digby worden door Amos en Adamson ook zwaardere thema’s aangesproken zoals drugs, anorexia en de zorg voor de natuur op onze planeet. Storend is dat niet maar naar mijn mening in alle gevallen ook niet erg noodzakelijk. Gelukkig zit er ook heel veel humor in de voorstelling en worden deze onderwerpen op een lichtvoetige manier gebracht waardoor het niet al te overheersend is.



‘The Light Princess’ is een visueel feest in het design van Rae Smith en het lichtontwerp van Paule Constable. De tegenstellingen tussen Lagobel en Sealand worden consequent doorgevoerd in prachtige tinten van goud en blauw. En het verhaal wordt vormgegeven in diverse disciplines waaronder de prachtige poppen van Toby Olié met op de voorgrond de majestueuze valk Zephyrus en op de achtergrond een érg grappige maar naamloze muis. Ook de diverse animaties van Matthew Robins geven vorm aan het verhaal vooral bij de introductie van het verhaal maar ook in bijvoorbeeld ‘My Fairy Story’ waarbij Althea’s verhaal parallel loopt aan het sprookje van het Meisje met de zwavelstokjes en doen nog het meest denken aan een ouderwets schimmenspel.
‘The Light Princess’ zweeft en tuimelt gedurende een groot gedeelte van de voorstelling. Op sommige momenten op de meer gebruikelijke manier in een harnas aan kabels, maar nog vaker wordt zij door vier in het zwart geklede acrobaten vastgehouden en letterlijk gedragen op handen en voeten om zo de illusie wekken dat Althea gewichtsloos is. Echt fantastisch om te zien en groot respect ook voor Rosalie Craig die feilloos weet te zingen ook als ze zweeft of zelfs ondersteboven hangt.
‘The Light Princess’ is een traditioneel sprookje in de zin van hoe de vertelling is opgebouwd en vormgegeven, maar vooral eigenzinnig, betoverend en ontroerend door de onmiskenbare invloed die Tori Amos op haar geesteskind heeft weten te leggen. Een fascinerende reis door twee tegengestelde koninkrijken die zoals het in een goed sprookje betaamt ook hier een zij-leefden-nog-lang-en-gelukkig slot kent.
De voorstelling is nog tot en met 2 februari 2014 in het National Theatre te zien en ik kan alleen maar hopen op een transfer naar West End omdat deze prachtige musical dat zo verdient.

Deze voorstelling zag ik 's avonds op vrijdag 29 november 2013 en 's middags op zondag 1 december 2013.

©  foto’s Brinkhoff/Mögenburg

zaterdag 9 maart 2013

Dear World - Charing Cross Theatre


Zaterdag is het de laatste volle dag in Londen en ga ik naar de matinee van ‘Dear World’ met de legendarische Betty Buckley. Ik zag haar ooit een paar keer schitteren als Norma Desmond in Lloyd Webber’s ‘Sunset Boulevard’ in het Adelphi en nu zo’n 20 jaar later is ze opnieuw in Londen voor de hoofdrol in de Britse première van Jerry Herman’s ‘Dear World’.

Herman schreef grote successen als ‘Hello Dolly’, ‘Mame’ en ‘La Cage Aux Folles’. De originele productie van ‘Dear World’ uit 1969 met Angela Lansbury was een minder groot succes en sloot al na 45 previews en 132 reguliere voorstellingen.

Pas veel later werd het script van de musical herschreven door David Thompson en zijn er een aantal songs aan de score toegevoegd die niet in de originele versie zaten. Deze vernieuwde versie is nu in het kleine Charing Cross Theatre te zien. Ondanks de klinkende namen van de cast en de creatives heeft ‘Dear World’ helaas niet het publiek gevonden dat het zo verdiende en sloot twee weken eerder dan gepland op 16 maart.

Het verhaal is gebaseerd op het toneelstuk ‘La Folle De Chaillot’ van Jean Giraudoux en speelt zich af in het Parijs van 1945. De excentrieke Countess Aurelia die nog steeds treurt om het verlies van haar grote liefde woont in een kelder onder een kleine bistro, die in gevaar is omdat een drietal heren ontdekt hebben dat er een oliebron precies onder haar onderkomen is gesitueerd. Het café wordt op het nippertje gered door een heldendaad van de jonge Julian die een oogje heeft op Nina de serveerster die daar werkt. Om de hoge heren te wraken roept de Countess de hulp in van haar twee goede en even maffe vriendinnen Gabrielle en Constance en de Sewerman die de Parijse riolen op zijn duimpje kent.

De voorstelling is met zo’n thema een tikje bizar en laat zich dan ook het best omschrijven als een vreemd sprookje. Ondanks het vrij simpele verhaal spelen er een aantal onderliggende grote thema’s een rol zoals de strijd tussen goed en kwaad en de zorg over het welzijn van onze planeet. Dat is ook de zwakte van ‘Dear World’ een musical die pretendeert diepgravender te zijn dan ook werkelijk nodig is.

De musical stemt zeker tot nadenken vooral ook omdat er wat zaken zijn die een vraagteken blijven zoals de rol van de drie Presidenten en hun rol in de oorlog waarvan een glimp is te zien in de Proloog die zich afspeelt in 1943. Het wordt ook niet verklaard waarom de stomme jongen die als een soort toeschouwer de boel beziet aan het eind van de voorstelling ineens wel kan praten.

‘Dear World’ is zeker een geslaagde voorstelling. De regie en choreografie is in de capabele handen van de inmiddels 87-jarige Gillian Lynne die bijvoorbeeld tekende voor de choreografie van grote successen als ‘Cats’ en ‘The Phantom Of The Opera’. Haar stempel is overduidelijk te herkennen.

En het is fantastisch om te zien dat het kleine toneel ten volle wordt benut in het prachtige decor van Matt Kinley. Samen met de kostuums van Ann Hould-Ward en het lichtplan van Mike Robertson is het écht een plaatje, doet erg intiem aan en je waant je zo in het naoorlogse Parijs. En de opulente Broadway orkestraties zijn kundig aangepast door Sarah Travis voor een kleiner muzikaal ensemble.

De melodieën van Herman zijn prachtig en ademen die typische Broadway-sfeer met af en toe een Franse twist in songs als ‘Each Tomorrow Morning’ en het titelnummer ‘Dear World’ en je vraagt je af waarom niet meer nummers uit ‘Dear World’ tot musicalklassiekers zijn geworden.

Stralend middelpunt van de musical is de 65-jarige Betty Buckley wiens stem wel iets van haar kracht verloren heeft sinds ze in ‘Sunset’ speelde maar die haar karakter Aurelia met glans, humor en breekbare vertedering vertolkt. Haar sublieme interpretatie maakt hoogtepunten van haar solo’s als ‘I Don’t Want To Know’, ‘And I Was Beautiful’ en ‘Kiss Her Now’

Gabrielle en Constance worden briljant vertolkt door Rebecca Lock en Annabel Leventon. De scènes die de drie dames samen hebben zijn absolute hoogtepunten en vooral Lock als Gabrielle en haar imaginaire hondje Dickie is geweldig.

Het liefdesduo Nina en Julian wordt prima vertolkt door Katy Treharne en Stuart Matthew Price met een prachtige solo voor Treharne in ‘I’ve Never Said I Love You’. Genieten is het ook van Peter Land, Robert Meadmore en Jack Rebaldi als de drie Presidenten. De mannelijke hoofdrol is voor Paul Nicholas als de Sewerman maar eigenlijk is die rol minder groot dan ik had verwacht en maakt op mij ook weinig indruk. Hij heeft alleen in de tweede acte een solo met ‘Have A Little Pity On The Rich’.

Al met al is ‘Dear World’ een heel genoeglijke ervaring gebleken al stoelt het toch wel wat op twee gedachten. Misschien waren de onderliggende thema’s erg actueel in de tijd waarin het stuk geschreven is maar doet het anno 2013 enigszins gedateerd aan. Dit heeft echter alles te maken met het basismateriaal en absoluut niet met de staging en de uitvoering want die was in alle opzichten dik in orde.

En een fantastisch voorrecht om Betty Buckley na lange tijd weer eens in het theater te zien. Heerlijk!

Deze voorstelling zag ik 's middags op zaterdag 9 maart 2013
© foto Francis Loney

The Judas Kiss - Duke Of York's Theatre




De laatste voorstelling is ‘The Judas Kiss’, de West End transfer van het toneelstuk van David Hare dat vorig jaar te zien was in het Hampstead Theatre. Hare’s toneelstuk dateert uit 1998 en was eerder te zien met Liam Neeson en Tom Hollander in de hoofdrollen.

‘The Judas Kiss’ is geen chronologisch biografisch stuk maar concentreert zich op twee belangrijke episodes in het latere leven van Oscar Wilde die een mooi inzicht geven in de keuzes die hij maakt en de tragiek van zijn persoon.
De eerste acte speelt zich af in een kamer in het Cadogan Hotel in Londen in 1895 op de dag dat Wilde dreigt gearresteerd te worden in de apotheose van het conflict dat hij heeft met de Markies van Queensberry. 
Zijn zoon Lord Alfred Douglas, bijgenaamd Bosie, heeft een relatie met Wilde en als Queensberry hem publiekelijk aan de schandpaal nagelt volgt er een proces waarbij Wilde hem van laster beschuldigd. Het onderzoek van Queensberry wat volgt om hem vrij te pleiten van laster onthult echter dat Bosie Wilde heeft geïntroduceerd in een Victoriaanse wereld van homo prostitutie. Wilde wordt bankroet verklaard omdat hij moet opdraaien voor de kosten van het proces en wordt later voor zijn destijds strafbare gedrag gearresteerd en brengt twee jaar in een gevangenis onder dwangarbeid door.
De tweede acte is gesitueerd in Napels in september 1897 nadat Wilde is vrijgekomen uit de gevangenis en daar een berooid bestaan leidt en voor korte duur is herenigd met zijn Bosie.
De geordende structuur van het stuk wordt ook mooi weergegeven in het bijna claustrofobisch aandoende decorontwerp van Dale Ferguson. London wordt verbeeld door een statige hotelkamer in donkere draperieën en Napels als tegenovergesteld en badend in lichte kleuren. Het lichtontwerp van Rick Fisher is onverbiddelijk en hard en bijna filmisch in opzet. Samen met de muziek van Alan John zorgt het voor prachtige sferen die veel aan de verbeelding van de toeschouwer overlaten.
Rupert Everett is ongeëvenaard in zijn rol van een bijna zelfdestructieve Oscar Wilde. Bijna beschouwend observeert en vertelt hij hetgeen hij om zich heen ziet. Vaak met een enorme tragiek en ironie maar even zo vaak met een lichtvoetig gevoel voor humor. Zijn geliefde Bosie wordt energiek geportretteerd door Freddie Fox met veel charme maar lijkt ook narcistisch en door zichzelf geobsedeerd en soms keihard tegenover Wilde.
Wilde lijkt gevangen in het web van zijn onvoorwaardelijke liefde voor Bosie en de scène als ook hij hem verlaat en Wilde alleen achterblijft is bijna hartverscheurend.
Naast Wilde en Bosie is een belangrijke rol voor Robert Ross een vertrouweling en ex-geliefde van Wilde prachtig vertolkt door Cal MacAninch. De overige rollen in het stuk zijn voor het personeel van het hotel in de eerste acte, Ben Hardy en Kirsty Oswald als Arthur en Phoebe en Alister Cameron als de butler Sandy Moffatt. En Tom Colley speelt in de tweede acte de Italiaanse visser Galileo, één van de veroveringen van Bosie.
‘The Judas Kiss’ is een betoverend mooi toneelstuk met een prachtige intense rol van Rupert Everett. Een absolute aanrader als je overigens wat erotiek niet schuwt.
Deze voorstelling zag ik 's avonds op zaterdag 9 maart 2013
© foto Alastair Muir